Geen auteursrecht op ‘linkspan’ vanwege technische bepaaldheid

Op 1 juni 2022 heeft de rechtbank Rotterdam een oordeel geveld over de vraag of er auteursrecht rust op een technisch en functioneel bepaald ontwerp voor een zogeheten ‘linkspan’. Deze vraag werd door de rechtbank ontkennend beantwoord. De verschijningsvorm van de linkspan was zodanig door technische eisen bepaald, dat er geen sprake is van een auteursrechtelijk beschermd werk.

18 jul. 2022

Wat was er aan de hand?

Ravestein is een scheepswerf en bouwbedrijf, gespecialiseerd in zware staalconstructies. Cargotec is een Finse onderneming die onder andere vrachtbehandelingsmachines maakt voor schepen, havens, terminals en lokale distributie. MacGregor is een dochteronderneming van Cargotec die maritieme vracht- en ladingsbehandelingen uitvoert.

Ravestein is een samenwerking met een Consortium van bedrijven (hierna: het Consortium) aangegaan met het oog op uitbreidingswerkzaamheden van de haven van Calais. De samenwerking is vastgelegd in een ‘Protocole d’Accord’. Ravestein brengt naar aanleiding van deze samenwerking een offerte uit voor de bouw van drie linkspans. Het gaat hierbij om het type linkspan Ravelink fase 2, die door Ravestein zelf ontworpen is.

Een linkspan is een type ophaalbrug dat hoofdzakelijk wordt gebruikt bij veerbootterminals om voertuigen op en af een veerboot te brengen, waarbij rekening wordt gehouden met getijdeveranderingen in het waterpeil.In een later stadium is Bouygues, een van de ondernemingen die onderdeel uitmaakt van het Consortium, met MacGregor een overeenkomst aangegaan voor de bouw van de linkspans. Ravestein is hier uiteraard niet blij mee en stuurt in oktober 2017 een brief naar Bouygues en het moederbedrijf van MacGregor, Cargotec. Hierin geeft zij aan dat Bouygues de in het Protocole d’Accord overeengekomen exclusiviteit en geheimhouding heeft geschonden. Ook wijst Ravestein op het feit dat het aanbod van Cargotecs voor het ontwerp en de bouw van de linkspans, gebaseerd is op vertrouwelijke documenten van Ravestein. Hierop stelt zij zowel Cargotec als Bouygues aansprakelijk voor de door haar geleden schade.

Aan de rechter wordt uiteindelijk de vraag voorgelegd of er inbreuk wordt gemaakt op het auteursrecht op de linkspan. De voorvraag die de rechter daarbij moet beantwoorden is of er überhaupt een aan Ravestein toekomend auteursrecht rust op de linkspan.

Door technische en functionele eisen bepaald

Een auteursrechtelijk beschermd werk is een concrete creatieve uiting. Voor auteursrechtelijke bescherming moet er sprake zijn van een eigen intellectuele schepping van de maker. Er kan niet worden geoordeeld dat er een inbreuk op een auteursrecht is gemaakt wanneer de verschijningsvorm van het betreffende voorwerp vrijwel geheel door technische en functionele eisen is bepaald. Aan dit betreffende voorwerp komt dan namelijk geen auteursrechtelijke bescherming toe.

Het feit dat een voorwerp voldoet aan bepaalde technische en functionele eisen betekent echter niet automatisch dat er geen sprake kan zijn van een auteursrechtelijke beschermd werk. Om te kunnen spreken van een auteursrechtelijk beschermd werk, moet er genoeg ruimte bestaan voor creatieve keuzes van de maker. Een creatieve combinatie van deze op zichzelf niet beschermde trekken kan in zijn totaliteit dus toch weer voor auteursrechtelijke bescherming in aanmerking komen.

Oordeel van de rechtbank

Tijdens de rechtszaak diende Ravestein bewijs aan te leveren dat er sprake zou zijn van auteursrechtinbreuk en/of slaafse nabootsing door Bouygues en/of het moederbedrijf van MacGregor, Cargotec. Een van de twistpunten in deze zaak is of de linkspan Ravelink fase 2 wel of geen auteursrechtelijk beschermd werk is.

De rechtbank oordeelt kortgezegd dat deze linkspan niet als auteursrechtelijk werk kan worden beschouwd omdat dit ontwerp uitsluitend wordt bepaald door zijn technische functie. Ravestein heeft weliswaar een opsomming overgelegd van de kenmerken en eigenschappen die de linkspan volgens haar uniek maken, maar in deze opsomming werden alleen technische en functionele elementen genoemd. Ravestein had moeten stellen en onderbouwen dat de betreffende kenmerken en eigenschappen creatieve keuzes zijn, maar deed dit niet. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de vorderingen van Ravestein, die gegrond waren op het auteursrecht, moeten worden afgewezen. Ook een beroep op het leerstuk van de slaafse nabootsing biedt geen soelaas. De rechtbank oordeelt dat daar geen sprake van is.

Ter verduidelijking: de slaafse nabootsingsleer biedt via de weg van de onrechtmatige daad bescherming tegen nabootsing van het uiterlijk van producten waarbij men, zonder aan de deugdelijkheid en bruikbaarheid van het product afbreuk te doen op bepaalde punten evengoed een andere weg had kunnen inslaan. Daarbij moet dan ook nog door dit nalaten nodeloos verwarring worden gesticht. De slaafse nabootsingsleer vindt haar beperking in het recht op vrije mededinging dat met zich meebrengt dat het een concurrent in beginsel vrij moet staan om voort te borduren op resultaten van inspanning, inzicht of kennis van een concurrent zelfs als daardoor tussen het product en het nagebootste product verwarring bij het publiek mocht kunnen ontstaan. Op de nabootsende concurrent rust evenwel de verplichting om bij het nabootsen alles te doen wat redelijkerwijs, mogelijk en nodig is om te voorkomen dat door gelijkheid van beide producten gevaar voor verwarring ontstaat of wordt vergroot, zonder afbreuk te doen aan de deugdelijkheid en bruikbaarheid van het product.